BIJBELLEZEN 2 OKTOBER
In de loop van
ongeveer 30 jaar Bijbellezen zijn er al heel wat Bijbelboeken gepasseerd. Het
boek Openbaring bleef echter dicht. Misschien uit angst voor het vreemde genre.
Nochtans kreeg dat boek in de loop van de tijd heel wat aandacht. In de wereld
van de kunst kende het boek Openbaring een grote aantrekkingskracht. Anderzijds
is de inhoud van dat boek ook erg misbruikt om gelovigen angst aan te jagen,
rampen te voorspellen. Hoe dikwijls werd bijvoorbeeld het einde van de wereld
niet voorspeld aan de hand van cijfermateriaal uit dat boek?
In
de eerste Bijbellezing van het nieuwe werkjaar willen we ons verdiepen in het
boek Openbaring. In het begin van het boek lezen we: ‘Gelukkig is wie dit
voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen en zich houden aan wat
gezegd wordt. Want de tijd is nabij’ (1,3)
De
inhoud van dit boek is geschreven in een bijzondere literaire genre, namelijk
de apocalyptiek. Het is een taal vol beelden en symboliek. Het is een literair
genre dat veel gebruikt werd in ongeveer 200 voor en na Christus. In die tijd
verschenen heel wat apocalyptische geschriften. Denk bijvoorbeeld aan het boek
Daniël. Ook andere Bijbelboeken hebben hoofdstukken of boodschappen in een
apocalyptische taal. Voor Joden en christenen was een dergelijke taal geen
hinder of niet raadselachtig.
Voor
christenen vandaag ligt deze taal niet onmiddellijk in het gewone taalgebruik.
Volgens heel wat exegeten is het boek Openbaring het meest Joodse boek: het is
een mozaïek van oudtestamentische zinnen, allusies en beelden.
De
boodschap van het boek dat verpakt is in een reeks van visioenen wil christenen
uit die tijd aansporen om trouw te blijven aan hun geloof. Het is een
realistisch boek dat niet verdoezelt dat
christen zijn in een maatschappij van macht en rijkdom geen gemakkelijke
opdracht is.
In
de tijd van keizercultus was een christen een tegendraads burger die weigerde
aan de keizer goddelijke macht toe te kennen. Openbaring bevat een boodschap
van bevrijding en overwinnende gerechtigheid: God krijgt het laatste woord. Het
boek eindigt met het visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Ook al
is dat boek niet geschreven voor christenen van de 21ste eeuw, toch
is de boodschap relevant ook voor onze tijd.
Het
boek begint met 7 brieven naar 7 gemeenten van christenen uit Klein-Azië.
De
auteur laat de Heer een oordeel uitspreken over deze christenen. (hoofdstukken
2-3)
Vanaf
hoofdstuk 4 beginnen de visioenen. Dikwijls begint een hoofdstuk dan ook met de
woorden:
‘Ik
zag …’
In de Bijbellezing
belichten we de brieven aan de 7 gemeenten en selecteren we een drietal
hoofdstukken uit de reeks visioenen. Welke boodschap bezitten deze hoofdstukken
voor ons christenen, vandaag? De strijd van het boek Openbaring tegen onrecht,
onderdrukking en machtswellust heeft nog niets van haar actualiteit verloren.
Het is een boek met een politieke, sociale en religieuze visie. Het sluit op
een waardige wijze de Bijbel af. De Bijbel begint immers met het verhaal van
het verloren paradijs (Gen 2) en het boek Openbaring belooft een ‘herschepping
van de aarde’ als een herwonnen paradijs.
Wie
in de wereld en de boodschap van het boek Openbaring wil thuiskomen is welkom
op:
donderdag 2 oktober in het Parochiaal
Centrum (Nedervijver 5) om 14. 30 uur
donderdag 2 oktober in het
Magdalenalokaal (Marksesteenweg 50A) om 20 uur
DE TEKSTEN
Op 1
1 Openbaring van Jezus
Christus, die hij van God ontving om aan de dienaren van God te laten zien wat
er binnenkort gebeuren moet. Hij heeft zijn engel deze openbaring laten
meedelen aan zijn dienaar Johannes. 2 Johannes
maakt bekend wat God gesproken heeft en waarvan Jezus Christus heeft getuigd;
dit heeft hij allemaal gezien.
3 Gelukkig is wie dit
voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen en zich houden aan wat
hier gezegd wordt. Want de tijd is nabij.
4 Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia. Genade zij u en vrede van
hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon, 5 en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de
eerstgeborene van de doden, de heerser over de vorsten van de aarde. Aan hem
die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd door zijn bloed, 6 die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft
gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader – aan hem komt de eer toe en de
macht, tot in eeuwigheid. Amen.
7 Hij komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen hem zien, ook
degenen die hem doorstoken hebben. Alle volken op aarde zullen over hem
weeklagen. Ja, amen.
8 ‘Ik ben de alfa en de omega,’ zegt God, de Heer, ‘ik ben het die is,
die was en die komt, de Almachtige.’
9 Ik, Johannes, uw broeder, die net als u in ellende verkeer, maar ook
door Jezus met u deel in het koninkrijk en in standvastigheid – ik was op het
eiland Patmos omdat ik over God had gesproken en van Jezus had getuigd. 10 Op de dag van de Heer raakte ik in vervoering. Ik
hoorde achter me een luide stem, die klonk als een bazuin 11 en
die tegen me zei: ‘Schrijf alles wat je ziet in een boek en stuur dat naar de
zeven gemeenten, naar Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en
Laodicea.’ 12 Ik draaide me om, om te zien welke
stem er tegen mij sprak. Toen zag ik zeven gouden lampenstandaards, 13 en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij
was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst. 14 Zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol of
als sneeuw, en zijn
ogen waren als een vlammend vuur. 15 Zijn voeten
gloeiden als brons in een oven. Zijn stem klonk als het geluid van geweldige
watermassa’s. 16 In zijn rechterhand had hij
zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. Zijn
gezicht schitterde als de felle zon. 17 Toen ik hem
zag viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar hij legde zijn rechterhand op
me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. 18 Ik
ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik
heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. 19 Schrijf
daarom op wat je gezien hebt, wat er nu is en wat hierna zal gebeuren. 20 Dit is de betekenis van de zeven sterren die je in
mijn rechterhand zag en van de zeven gouden lampenstandaards: de zeven sterren
zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven standaards zijn de zeven
gemeenten zelf.
Op 2
1.Schrijf aan de engel
van de gemeente in Efeze:
“Dit zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand
houdt en tussen de zeven gouden lampenstandaards verblijft: 2 Ik
weet wat u doet, hoe u zich inzet en standhoudt, en dat u boosdoeners niet
verdraagt. Zo hebt u mensen die beweren dat ze apostelen zijn, op de proef
gesteld en als leugenaars ontmaskerd. 3 U bent
standvastig en hebt veel verdragen omwille van mijn naam, zonder te verslappen.
4 Maar dit heb ik tegen u: u hebt de liefde van
weleer opgegeven. 5 Bedenk van welke hoogte u
gevallen bent. Breek met het leven dat u nu leidt en doe weer als vroeger.
Anders kom ik naar u toe en neem ik, als u geen berouw toont, uw
lampenstandaard van zijn plaats. 6 Het pleit echter
voor u dat u net als ik de praktijken van de Nikolaïeten verafschuwt.
7 Wie oren heeft, moet
horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal ik laten eten van
de levensboom die in Gods paradijs staat.”
8 Schrijf
aan de engel van de gemeente in Smyrna:
“Dit zegt hij die de eerste en de laatste is, die dood
was en nu leeft: 9 Ik weet van de ellende en de
armoede waarin u verkeert, hoewel u rijk bent. Ik weet hoe u belasterd wordt
door mensen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar bij Satan horen. 10 Wees niet bang voor wat u nog te wachten staat.
Sommigen van u zullen door de duivel in de gevangenis worden gegooid, en zo op
de proef worden gesteld; tien dagen lang zult u het zwaar te verduren hebben.
Wees trouw tot in de dood, dan zal ik u als lauwerkrans het leven geven.
11 Wie oren heeft,
moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal van de tweede
dood geen schade ondervinden.”
12 Schrijf aan de
engel van de gemeente in Pergamum:
“Dit zegt hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard
heeft: 13 Ik weet waar u woont, namelijk waar
Satans troon staat. U bent mijn naam trouw gebleven en hebt uw geloof in mij
niet verloochend, ook niet toen Antipas, mijn betrouwbare getuige, werd gedood
in uw stad, waar ook Satan woont. 14 Maar enkele
dingen heb ik tegen u: sommigen houden vast aan de leer van Bileam, die Balak
liet weten hoe hij voor de Israëlieten een val moest opzetten, waardoor ze
heidens offervlees zouden gaan eten en ontucht zouden plegen. 15 Zo
is het ook bij u: sommigen houden op dezelfde manier vast aan de leer van de
Nikolaïeten. 16 Breek toch met het leven dat u nu
leidt, anders kom ik binnenkort naar u toe en zal ik hen met het zwaard uit
mijn mond bestrijden.
17 Wie oren heeft,
moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal ik van het
verborgen manna geven, en ook een wit steentje waarop een nieuwe naam staat die
niemand kent, behalve degene die het ontvangt.”
18 Schrijf aan de
engel van de gemeente in Tyatira:
“Dit zegt de Zoon van God, die ogen heeft als vlammend
vuur en voeten als brons: 19 Ik weet wat u doet,
hoe liefdevol, gelovig, hulpvaardig en standvastig u bent; u doet nu zelfs meer
dan vroeger. 20 Maar dit heb ik tegen u: u laat die
Izebel, die zichzelf profetes noemt, haar gang gaan terwijl ze mijn dienaren
met haar uitspraken tot ontucht en het eten van heidens offervlees verleidt. 21 En hoewel ik haar de tijd heb gegeven om te breken met
het leven dat ze leidt, weigert ze haar ontuchtig gedrag op te geven. 22 Ik zal haar ziek maken en hen die overspel met haar
plegen in ellende storten, tenzij ze met haar breken; 23 haar
kinderen zal ik laten sterven aan een dodelijke ziekte. Laat elke gemeente
beseffen dat ik het ben die hart en ziel van de mens doorgrondt en dat ik ieder
van u zal belonen naar zijn daden. 24 Tegen de rest
van u in Tyatira, al degenen die haar leer niet aanhangen en die zich niet
hebben verdiept in de zogenaamde verborgenheden van Satan, zeg ik: ‘Ik leg u
maar één last op: 25 houd vast aan wat u hebt,
totdat ik kom.’
26 Wie overwint en mij
navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken. 27 Met
een ijzeren herdersstaf zal hij hen hoeden, als aardewerk worden ze
verbrijzeld. 28 Ik geef hem macht, zoals mijn Vader
die aan mij heeft gegeven. En ik zal hem ook de morgenster geven. 29 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de
gemeenten zegt.”
Op 3
1 Schrijf aan de engel
van de gemeente in Sardes:
“Dit zegt hij die de zeven geesten van God en de zeven
sterren heeft: Ik weet wat u doet; overal wordt beweerd dat u het leven hebt,
terwijl u dood bent. 2 Word wakker, versterk uw
laatste krachten: u bent op sterven na dood. Want ik merk dat uw gedrag
tekortschiet in Gods ogen. 3 Herinner u dat u de
boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast en breek met het leven
dat u nu leidt.
Maar als u niet wakker wordt, kom ik onverwacht als een dief, op een
tijdstip dat u niet kent. 4 Maar enkelen in Sardes
hebben hun kleren schoon gehouden. Zij zullen bij me zijn, in het wit gekleed,
want ze verdienen het.
5 Wie overwint zal
zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van het leven
schrappen, maar juist voor hem getuigen ten overstaan van mijn Vader en zijn
engelen. 6 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest
tegen de gemeenten zegt.”
7 Schrijf aan de engel
van de gemeente in Filadelfia:
“Dit zegt hij die heilig en betrouwbaar is, die de
sleutel van David heeft – wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer
hij sluit, kan niemand openen: 8 Ik weet wat u
doet. Ik heb ervoor gezorgd dat de deur voor u openstaat, zonder dat iemand hem
kan sluiten. Want ook al hebt u weinig invloed, u bent trouw gebleven aan wat
ik heb gezegd en hebt mijn naam niet verloochend. 9 Ik
zal mensen laten komen die bij Satan horen, leugenaars die zich Joden noemen en
het niet zijn; zij zullen zich eerbiedig aan uw voeten neerwerpen en erkennen
dat ik u heb liefgehad. 10 Omdat u trouw bent gebleven
aan mijn gebod om stand te houden, zal ik u ook trouw zijn wanneer binnenkort
de tijd van de beproeving aanbreekt, als heel de aarde en de mensen die er
leven op de proef worden gesteld. 11 Ik kom
spoedig. Houd vast aan wat u hebt, dan zal niemand u de lauwerkrans kunnen
afnemen.
12 Wie overwint maak
ik tot een zuil in de tempel van mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven
staan. Ik zal op hem de naam schrijven van mijn God en van de stad van mijn
God, het nieuwe Jeruzalem dat bij mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen,
en ook mijn eigen nieuwe naam. 13 Wie oren heeft,
moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”
14 Schrijf aan de
engel van de gemeente in Laodicea:
“Dit zegt Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het
begin van Gods schepping: 15 Ik weet wat u doet,
hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! 16 Maar
nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal ik u uitspuwen. 17 U
zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U
beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt. 18 Daarom raad ik u aan: koop van mij goud dat in het
vuur gelouterd is, en u zult rijk zijn; witte kleren om u te kleden en uw
naaktheid te bedekken, zodat u zich niet meer hoeft te schamen; zalf voor uw
ogen, zodat u weer kunt zien. 19 Iedereen die ik
liefheb wijs ik terecht en bestraf ik. Zet u dus volledig in en breek met het
leven dat u nu leidt. 20 Ik sta voor de deur en
klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en
we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij.
21 Wie overwint zal
samen met mij op mijn troon zitten, net zoals ik zelf overwonnen heb en samen
met mijn Vader op zijn troon zit. 22 Wie oren
heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”’
Op 7
1 Hierna zag ik vier
engelen bij de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden van
de aarde in bedwang, om te voorkomen dat er een wind over land of op zee of
door de bomen zou waaien. 2 Ik zag in het oosten
een andere engel opstijgen, die het zegel van de levende God had. De vier
engelen die de opdracht hadden gekregen om schade toe te brengen aan het land
en de zee riep hij met luide stem toe: 3 ‘Laat het
land en de zee en ook de bomen nog ongemoeid! Eerst moeten wij het zegel van
onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen.’
4 Toen hoorde ik het
aantal van hen die het zegel droegen: honderdvierenveertigduizend in totaal,
afkomstig uit elke stam van Israël. 5 Twaalfduizend
uit de stam Juda die het zegel droegen, twaalfduizend uit de stam Ruben,
twaalfduizend uit de stam Gad, 6 twaalfduizend uit
de stam Aser, twaalfduizend uit de stam Naftali, twaalfduizend uit de stam
Manasse, 7 twaalfduizend uit de stam Simeon,
twaalfduizend uit de stam Levi, twaalfduizend uit de stam Issachar, 8 twaalfduizend uit de stam Zebulon, twaalfduizend uit de
stam Jozef en ten slotte twaalfduizend uit de stam Benjamin die het zegel
droegen.
9 Hierna zag ik dit:
een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken,
van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden
ze voor de troon en voor het lam. 10 Luid riepen
ze: ‘De redding komt van onze God die op de troon zit en van het lam!’ 11 Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de
vier wezens heen. Ze bogen zich diep neer voor de troon en aanbaden God 12 met de woorden: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid,
dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’
13 Een van de oudsten
sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’
14 Ik antwoordde: ‘U
weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die uit de grote
verschrikkingen gekomen zijn. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed
van het lam. 15 Daarom staan ze voor Gods troon en
zijn ze dag en nacht in zijn tempel om hem te vereren. En hij die op de troon
zit zal bij hen wonen. 16 Dan zullen ze geen honger
meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet
bevangen. 17 Want het lam midden voor de troon zal
hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle
tranen uit hun ogen wissen.’
Op 12
1 Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed
met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op
haar hoofd. 2 Ze was zwanger en schreeuwde het uit
in haar weeën en haar barensnood. 3 Er verscheen
een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en
tien horens, en op elke kop een kroon. 4 Met zijn
staart sleepte hij een derde van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de
aarde. De draak ging voor de vrouw staan die op het punt stond haar kind te
baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was. 5 Maar
toen ze het kind gebaard had – een zoon, die alle volken met een ijzeren
herdersstaf zal hoeden –, werd het dadelijk weggevoerd naar God en zijn troon. 6 De vrouw zelf vluchtte naar de woestijn. God had daar
een plaats voor haar gereedgemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor
haar gezorgd zou worden.
7 Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de
strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand 8 maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de
hemel geen plaats meer. 9 De grote draak werd op de
aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en
die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde
gegooid. 10 Toen hoorde ik een luide stem in de
hemel zeggen: ‘Nu zijn de redding, de macht en het koningschap van onze God
werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn messias. Want de aanklager
van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is
ten val gebracht. 11 Zij hebben hem dankzij het
bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen. Zij waren niet aan het
leven gehecht en hebben hun dood aanvaard. 12 Daarom:
juich, hemel, en allen die daar wonen! Maar wee de aarde en de zee: de duivel
is naar jullie afgedaald! Hij is woedend, want hij weet dat hij geen tijd te
verliezen heeft.’
13 Toen de draak zag dat hij op de aarde gegooid was, achtervolgde hij de
vrouw die een zoon gebaard had. 14 Maar de vrouw
kreeg de twee vleugels van de grote adelaar om naar haar plaats in de woestijn
te vliegen, waar gedurende een tijd en twee tijden en een halve tijd voor haar
gezorgd zou worden, buiten het bereik van de slang. 15 Toen
spuwde de slang een stroom water als een rivier achter de vrouw aan om haar
daarin mee te sleuren. 16 Maar de aarde schoot haar
te hulp: de aarde sperde haar mond open en dronk de rivier op die de draak had
uitgespuwd. 17 De draak was woedend op de vrouw en
ging weg om strijd te leveren met de rest van haar nageslacht, met allen die
zich aan Gods geboden houden en bij het getuigenis van Jezus blijven.
18 Hij ging op het strand bij de zee staan.
Op 13
1 Toen zag ik uit de zee een beest opkomen. Het had tien horens en zeven
koppen; het had een kroon op elke horen, en er stonden godslasterlijke namen op
zijn koppen. 2 Het beest dat ik zag leek op een
panter, met poten als van een beer en een bek als de muil van een leeuw. De
draak droeg zijn kracht en heerschappij en gezag aan het beest over. 3 Een van de koppen van het beest zag eruit alsof hij
geslacht was; het was een dodelijke verwonding, maar de wond genas. Vol
bewondering ging de hele wereld achter het beest aan. 4 Iedereen
aanbad de draak, omdat hij het beest gezag had gegeven. Ook het beest zelf
aanbaden ze, met de woorden: ‘Wie is gelijk aan het beest? Wie kan het tegen
hem opnemen?’ 5 Het beest kon zijn bek gebruiken
voor grootspraak en godslasteringen, en dat tweeënveertig maanden lang. 6 Het opende zijn bek en lasterde God, zijn naam en zijn
woning en hen die in de hemel wonen. 7 Het mocht de
strijd met de heiligen aanbinden en hen overwinnen. Ook kreeg het macht over
alle landen en volken, over mensen van elke stam en taal. 8 Alle
mensen die op aarde leven zullen het beest aanbidden, iedereen van wie de naam
niet vanaf het begin van de wereld in het boek van het leven staat, het boek
van het lam dat geslacht is.
9 Wie oren heeft, moet horen. 10 Wie
gevangenschap moet verduren, zal in gevangenschap gaan. En wie door het zwaard
moet sterven, zal sterven door het zwaard. Hier komt het aan op de
standvastigheid en trouw van de heiligen.
11 Toen zag ik een tweede beest, dat opkwam uit de aarde. Het had twee
horens, net als een lam, en het sprak als een draak. 12 Voor
de ogen van het eerste beest oefende het heel diens macht uit. Het dwong de
aarde en alle mensen die erop leefden het eerste beest, dat van zijn dodelijke
verwonding genezen was, te aanbidden. 13 Het
verrichtte indrukwekkende tekenen, het liet voor de ogen van de mensen zelfs
vuur uit de hemel neerdalen op de aarde. 14 Het
wist de mensen die op aarde leven te misleiden door de tekenen die het voor de
ogen van het eerste beest kon verrichten. Het droeg hun op een beeld te maken
voor het beest dat ondanks zijn steekwond toch leefde. 15 Het
kreeg de macht om dat beeld leven in te blazen, zodat het beeld van het beest
ook kon spreken en ervoor kon zorgen dat iedereen die het beeld niet aanbad,
gedood zou worden. 16 Verder liet het bij alle
mensen, jong en oud, rijk en arm, slaaf en vrije, een merkteken zetten op hun
rechterhand of op hun voorhoofd. 17 Alleen mensen
met dat teken – dat wil zeggen de naam van het beest of het getal van die naam
– konden iets kopen of verkopen.
18 Hier komt het aan op wijsheid. Laat ieder die inzicht heeft het getal
van het beest ontcijferen;
er wordt een mens
mee aangeduid. Het getal is zeshonderdzesenzestig.
Op 14
1 Toen zag ik dit: het
lam stond op de Sion, en bij het lam waren honderdvierenveertigduizend mensen
die zijn naam en die van zijn Vader op hun voorhoofd hadden. 2 Ik
hoorde uit de hemel een geluid komen dat klonk als het geluid van geweldige
watermassa’s, van zware donderslagen; het klonk als het geluid dat muzikanten
maken die op de lier spelen. 3 Er werd voor de
troon en voor de vier wezens en de oudsten iets gezongen dat leek op een nieuw
lied. Niemand kon het lied begrijpen, behalve de honderdvierenveertigduizend
mensen die van de aarde zijn vrijgekocht. 4 Dat
zijn degenen die zich niet met vrouwen hebben afgegeven maar maagdelijk zijn
gebleven. Zij volgen het lam waarheen het maar gaat. Ze zijn uit de mensheid
vrijgekocht om als de eerste opbrengst te worden aangeboden aan God en aan het
lam. 5 Geen leugen komt over hun lippen, er valt
niets op hen aan te merken.
AANDACHTSPUNTEN
Aandachtspunten bij het boek Openbaring
Hoofdstuk 1
Vss 1-3 wat zegt Johannes over de ‘openbaring’? Wat
moet er met die openbaring gebeuren?
Vss 4-5 wie
is Jezus Christus?
Vs 7 verwijst naar Mensenzoon uit het boek Daniël
(7,13) Komt ook bij Mt en Mc voor.
Vs 10 Joh
geraakt in vervoering op de dag van de Heer, de dag van de liturgie.
Vss 12-20 met een stroom van beelden uit Ezechiël, Zacharia, Jesaja wil
Joh zeggen: Christus staat
midden zijn kerk. Vooral
vers 17 is belangrijk.
Hoofdstuk 2 (brieven aan de 7 gemeenten in Klein-Azië)
Aan de gemeente in Efeze (Paulus is daar ook verbleven)
Vs 1 omschrijving van Jezus
Vss 2-6 veel lof over de gemeente, maar het
enthousiasme van het begin is verdwenen. Wees op je hoede dat het licht van de
lampenstandaard (=gemeente) niet helemaal uitdooft.
Nikolaïeten: groep van gelovigen die te sterk
te sterk aanpassen aan keizercultus
Vs 7 verwijzing naar de levensboom uit Gen 2
Aan de gemeente in Smyrna (grote stad met wereldhandel)
Vs 8 omschrijving van Jezus
Vs 9 situatie van de christenen in Smyrna:
vervolgd en belasterd door Joden die bij Satan horen (we kunnen hier denken aan
Joh 8,44)
Vs 10 tien dagen wil betekenen: niet van lange
duur (kan je op je vingers tellen)
Vs 11 tweede dood: afgewezen worden bij de
tweede komst van de Heer
Aan de
gemeente in Pergamum (stad vermaard om het
vervaardigen van perkament - grootste bibliotheek van de oudheid – tempel voor
de god Asclepius, god van de geneeskunde en godin Roma)
Vs 12 omschrijving van Jezus
Vs 13 Satans troont: smeltkroes van heidense
godsdiensten – Antipas, onbekende martelaar
Vs 14 Bileam en
Balak verwijst naar het verhaal uit het boek Numeri. Hier in het bijzonder Num
31,16
Vs 17 beloning
voor diegenen die trouw blijven. Wit steentje zou verwijzen naar een
sporttrofee.
Aan de
gemeente van Tyatira (garnizoenstad)
Vs 18
omschrijving van Jezus. Zie ook 1,14 en 15
Vs 20 laat je
niet in met Izebel. De naam verwijst naar koningin Izebel uit 1 Kon 16,31. Zij
bracht toen
haar afgod Baäl binnen in de tempel.
Vs 21-23
dreigende taal voor Izabel. Ook Izabel uit het O.T. kende een ellendig einde (2
Kon 9,7)
Vs 26-28 loon
voor de getrouwen. Ze zullen delen in de macht van Christus. Vs 27 verwijst
naar ps 2,9
Hoofdstuk 3
Aan de gemeente van Sardes (bloeiende havenstad)
Vs 1 omschrijving van Christus
Vss 2-4 het gaat niet goed met de gemeente
Vs 5 de getrouwen blijven in het boek van het
leven staan
Aan de
gemeente in Filadelfia (middenpunt van de
druivencultuur- nauw verbonden met Dyionisius, god van de wijn
Vs 7 omschrijving
van Chrustus: letterlijke overname van Jes 28,22
Vs 8 lof voor de
gemeente
Vs 9 herhaling
van de veroordeling: Joden die Christus niet aanvaarden, zullen ooit hun
ongelijk toegeven
Vs 10 kan
verwijzen op het feit dat heel de aarde
ooit voor de keuze gesteld worden: voor Jezus of niet
Vs 12 wie trouw
blijft is een zuil voor het volk van God (de nieuwe tempel, het nieuwe
Jeruzalem)
Aan de
gemeente van Laodicea (fraaie en belangrijke
handelstad – beroemd om haar geborduurde gewaden – oogheelkunde hoog in aanzien
– leefde in weelde)
Vs 14
omschrijving van Christus
Vs 15-16 lauwe
christenen
Vs 17 geen besef
meer van de innerlijke armoede
Vs 18-20 oproep
tot bekering en uitnodiging om opnieuw Christus te volgen
Vs 21 wie
overwint hoort bij God
Hoofdstuk 7
Dit hoofdstuk
onderbreekt het verhaal van de boekrol met de 7 zegels, die verbroken worden.
Vss 1-3 voor
alles voltrokken wordt moeten eerst de ‘trouwen’ gevrijwaard worden van de
ondergang
Vs 4 144.000 een
symbolisch getal. Dit getal komt ook nog voor in hoofdstuk 14 (zie tekst
verder)
Hier gaat het wellicht om de volheid
(12x12000) van Gods nieuwe volk.
In hoofstuk 14 gaat het wellicht om een
andere groep, de vrijgekochten, die maagdelijk gebleven
Zijn. Ook hier heeft dit getal een
symbolische betekenis en geen biologische. Sommigen zoeken
hier ook een historische betekenis. Ik
verwijs hiervoor naar de Bijbellezing.
Vs 9 het getal
van 144.000 groeit hier uit tot een menigte die verenigd is met het lam. Het
lam staat
symbool voor Christus die zijn leven gaf om
anderen te bevrijden (vgl het bloed van het lam uit Ex dat
de Israëlieten moest redden van de dood) Het
woord ‘lam’ komt in het boek Openbaring 28 keer voor.
Vs 10 belangrijk
vers: waar moeten we als christen de uiteindelijke redding zoeken?
Vss11-12 hier
wordt de kern van de liturgie uitgetekend. In vers 11 wordt er gesproken over 4
wezens
die we
terugvinden in Op 4,7 en in Ez 1,5 e.v
Vss 13-15:
toekomstvisioen dat we terug vinden in hoofdstuk 21
Hoofdstuk 12
Vss 1-2 1e
teken: een vrouw. Wie is die vrouw. Er zijn meerdere interpretaties.
Vss 3-4 2e
teken: de tegenspeler: de draak die erop uit is de vrouw en haar kind te doden
Vss 5-6 de
reddende God
Vss 7-11 Tweede
strijdtoneel: de hemel. Waar God is, is er ook een anti-God.
Vss 13-17 de
strijd van de draak gaat verder op aarde. Maar hier verliest hij de strijd.
Slotzin: hij ging
op het strand bij de zee staan.
Hoofdstuk
13 (vervolg van 12) De draak geeft zijn kracht en heerschappij over aan de twee beesten
Vs 1 beest met 10
horens en 7 koppen: de 7 heuvels van Rome met tien tirannen
Vs 3-8 het beest
krijgt bewondering van de wereld
Vs 9 strijd met het beest is zwaar
Vs 11 tweede
beest: een draak in lamskleren
Vs 12-15 het
beest wist mensen te bekoren
Vs 16-17 alleen wie het kenteken van het
beest draagt telt mee. De anderen vergaan van honger.
Vs 18 kenteken van het beest 666 (Hebreewse letters voor keizer Nero)
Hoofdstuk 14
De enkele verzen roepen de liturgie op van
de ‘getekenden’. Er wordt een nieuw lied gezongen.
Vers 3-4: hier
komen de 144.000 weer op het toneel. In vers 4 en 5 worden enkele eigenschappen
van die groep opgenoemd. Behoren wij ook tot die 144.000 en zo ja wat wordt er
van ons verwacht? Nog dit: ‘maagdelijkheid’ moet hier in de huwelijksmetafoor
tussen God en zijn volk gezien worden, zoals bijvoorbeeld bij de profeten
Hosea, Jesaja, Jeremia, Ezchiël